Op een steenworp van het knooppunt Groot-Bijgaarden, daar waar het geruis van auto's vermengt met dat van de eikenbladeren, wandel ik door de groene Sint-Wivinadreef. Op het einde staat de 17de eeuwse Sint-Wivinakapel. Het is één van de weinige oorsponkelijke resten van het gelijknamige klooster, deels afgebroken en deels verkocht na de Franse revolutie. Sinds 1996 geniet de kapel van de status "beschermd monument."
Achter de oude kapel, in het Vallenbos, bevindt zich het verlaten kerkhof van de Broeders van de Christelijke Scholen. Er liggen een duizendtal religieuze mannen en vrouwen begraven in 200 identieke graven. Sobere tombes, waar in de loop der jaren bij elk graf vier tot zes mensen werden bijgelegd.
Dit is een bijzondere historische site. Met het Keizerlijke decreet van 12 juni 1804 bepaalde Napoleon immers dat alle begraafplaatsen, of ze nu in handen waren van de gemeente of van de kerkfabriek, onder gemeentelijk gezag moesten komen. Dat wil zeggen dat paters, nonnen en broeders voortaan niet meer op abdijgronden of kerkelijke privégronden konden worden begraven. Vanaf Napoleon ligt iedereen in alle gelijkheid en broederlijkheid te rusten op een gemeentekerkhof.
De Broeders van de Christelijke Scholen verkregen een gemeentelijke vergunning om vanaf eind 19de eeuw een kerkhof te bouwen, bedoeld om hun broeders en zusters een laatste rustplaats te gunnen. Een uitzondering op, of een verdraaiing van le Code Napoleon. In 1949 werd het kerkhof uitgebreid. Dat is merkbaar aan de muur die door de site loopt. Sinds 2012 worden hier geen nieuwe broeders meer begraven.
In de 12 eeuw kwam de Heilige Wivina vanuit Frans-Vlaanderen aan in de ondoordringbare bossen van Groot-Bijgaarden. Ze zocht er, samen met haar vriendin Emwara, de rust van het kluizenaarsleven op. Al gauw ontstond er een actieve kloostergemeenschap. Nog later, en op amper 300 meter, denderen de auto's van het knooppunt naar de E40, op zoek naar de verfrissende koelte van de kust.



